Het ‘mestoverschot’ is een belangrijk onderwerp binnen het landbouwbeleid. De landelijke mestproductie is groter dan de hoeveelheid mest die nodig is voor bemesting. Voor het Duinboerengebied is op een rij gezet hoe de mestproductie zich verhoudt tot de ruimte voor aanwending van mest, hoe dit mestoverschot kon worden verminderd. Meer gebruik van dierlijke mest door akkerbouwers is hierbij een belangrijke optie, naast mestbe- en verwerking. Dit rapport beschrijft stappen in de richting die nu als kringlooplandbouw zou worden omschreven. Kringlooplandbouw avant la lettre dus.
- Home
-
CLM
- Over onsMissiegedreven onderzoeks- en adviesbureau
- Ons teamBiedt houvast en handelingsperspectief
- OrganisatieAandeelhouders en toezicht
- Werken bijVacatures & Stages
-
Advies
- OnderzoekenPraktijkgericht onderzoek
- OntwikkelenIdeeën en oplossingen
- MonitorenMeetbaarheid resultaten
- BenchmarksBenchmarking sustainable food standards
- OpdrachtgeversPositieve impact vergroten
- Kennis delenBruggen bouwen
-
Impact
- ImpactdomeinenWerkvelden
- Impactmonitor40 jaar impact
- Nieuws & PublicatiesLaatste ontwikkelingen
- CasesVoorbeelden uit de praktijk
-
Contact
- Onderzoek en AdviesVraag het ons!
- SamenwerkenSamen = meer impact
- PersWij informeren je graag!
- 📢 Podcast Red de Lente!
In opdracht van het toenmalige Natuur- en Milieu Planbureau (nu PBL) werkte CLM het concept van een Omgevingsbedrijf of -coöperatie uit. In feite een breed en sociaal ingestoken voorloper van een kringloopbedrijf. Concreet is het concept met agrarische en andere partijen doorontwikkeld voor het gebied Haarzuilens in Utrecht. De sleutels tot slagvaardige samenwerking waren: elkaar aanvullende diversiteit, effectieve communicatie, elkaar aanspreken op kwaliteit en verevening van lasten en lusten.
Naar aanleiding van een Tweede Kamermotie in 2007 die opriep tot meer aandacht voor gesloten kringloopsystemen, inventariseerde CLM in opdracht van de ministeries van LNV en I&W welke concepten en praktijkvoorbeelden er in binnen- en buitenland al bestonden op dit vlak. Aan de hand van interviews met 6 praktijkinitiatieven, voornamelijk in de melkveehouderij, kwamen we op de volgende beschrijving van kringlooplandbouw:
“Een bedrijfsvoering die optimaal is afgestemd op het gebruik van op het bedrijf aanwezige en geproduceerde hulpbronnen en voorraden (zonlicht, organische stof, mineralen, arbeid, water, energie, landschap, ervaringskennis, etc.) en zo selectief mogelijk gebruik maakt van externe input, met realisatie van een inkomen over lange termijn en met respect voor natuurlijke systemen”.
In de review van kringlooplandbouw in de melkveehouderij, die CLM in 2009 had uitgevoerd, werd al gewezen op de wenselijkheid om de kringlopen te certificeren. In dit 2e rapport, eveneens in opdracht van de ministeries van LNV en I&W, werkte CLM samen met partnerinstellingen aan het vaststellen, waarderen, borgen en certificeren van de kringloopkwaliteiten van het melkveebedrijf voor overheden, afnemers (business-to-business) en/of consumenten (merk). In feite een vroege voorloper van de KPI-systematiek waaraan sinds 2020 wordt gewerkt.
Nederland stond in 2012 aan de vooravond van een nieuw hoofdstuk mestbeleid. Vanaf 2014 zou het Vijfde Nederlandse Actieprogramma Nitraatrichtlijn in werking treden. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vroeg CLM Onderzoek en Advies in beeld te brengen hoe een mestbeleid er uit zou kunnen zien in een situatie van meer evenwicht tussen vraag en aanbod. En hoe kan het initiatief verlegd worden van de mestproducent naar de gebruiker van mest? Van de aanbieder naar de vrager. Uiteenlopende opvattingen en ideeën over aanpassingen in, en veranderingen van het mestbeleid kwamen aan de orde, en zijn in het onderzoekersteam bediscussieerd en beoordeeld.
In twee elkaar opvolgende projecten in Oost-Brabant en Flevoland werkte CLM samen met Countus, aan het bevorderen van duurzaamheid in de grondgebonden landbouw door nauwe samenwerking tussen akkerbouw en melkveehouderij. Beheer van de bodem was hierbij een belangrijk speerpunt. Naast economische winst werd ook milieuwinst nagestreefd op de deelnemende bedrijven. Dit gebeurde volgens een specifieke werkwijze, waarin de koppels op de thema’s economie, bodemkwaliteit, sociaal kapitaal en wet- en regelgeving hun samenwerking hebben verkend met de ondersteuning van adviseurs van CLM en Countus.
In de Utrechtse Kromme Rijnstreek stelden enkele fruittelers zich de vraag waarom er voor de bemesting van de fruitbomen en -planten niet méér gebruik werd gemaakt van regionaal beschikbare nutriënten, in het bijzonder dierlijke mest, onbewerkt én bewerkt. Daarmee zou immers kunstmest kunnen worden bespaard en zou de bodemkwaliteit kunnen worden verbeterd. Mest zou zo niet langer een gratis ‘afvalstof’ zijn maar een waardevolle grondstof. Begeleid door CLM Onderzoek en Advies onderzochten zij naar de mogelijkheid van een transparante nutriëntenmarktplaats: een ontmoetingsplaats voor producenten en gebruikers van meststoffen en andere nutriënten.
In dit onderzoek voor de gemeente Altena hebben we een analyse gemaakt van de productie en plaatsingsruimte van dierlijke mest en de productie van en behoefte aan ruwvoer. We hebben inzicht verworven in deze stromen binnen de gemeente door een enquête, en een aantal aanbevelingen gedaan om circulariteit te bevorderen. Zoals een platform waar vraag en aanbod samenkomen, samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij faciliteren en stimuleren van de teelt van vlinderbloemige voedergewassen.
Voor samenwerkende ondernemers zou ruimte in de regelgeving moeten zijn, wanneer zij kunnen aantonen duurzamer te opereren dan wanneer zij niet zouden samenwerken. Dat was de aanleiding voor deze opdracht van RVO. CLM analyseerde welke regelgeving samenwerking belemmert en hoe. Daarnaast keek CLM naar de mate waarin de duurzaamheidseffecten van samenwerking werden meegenomen in de set met KPI’s voor kringlooplandbouw.
De provincie Zuid-Holland wilde graag weten wat de potentie en de voor- en nadelen van mest met een gereduceerd fosfaatgehalte zouden zijn voor de agrarische sector in de provincie. Daartoe analyseerde CLM de agrarische fosfaatkringloop op provinciaal niveau. In Zuid-Holland bleek voldoende mestplaatsingsruimte voor dierlijke mest zonder gereduceerd fosfaatgehalte en de vraag naar een dergelijk product onder akkerbouwers en tuinders leek beperkt.